Watersnood 1825

Op drie februari 1825 breken door een aanhoudende noordwesterstorm, die gecombineerd ging met springtij, op verschillende plaatsen in Nederland de dijken door. Deze dijken waren, achteraf gezien, te laag en slecht onderhouden. Het water stroomde het land binnen en trof de provincies Groningen, Noord-Holland, Gelderland en Drenthe. Maar het waren vooral de provincies Overijssel en Friesland die zwaar werden getroffen door de Watersnood van 1825.

In Friesland
Nadat de dijken bezweken bij Lemmer, Workum en Hindeloopen, kwam Friesland voor bijna tweederde onder water te staan. Het aantal dodelijke slachtoffers in Friesland was niet hoog, maar de lange termijngevolgen van de watersnood waren groot: de landbouw- en weidegronden werden door het zoute water voor een lange tijd onbruikbaar en een groot gedeelte van de veestapel overleefde de stormvloed niet.

Hulpverlening
De hulpverlening voor de getroffen gebieden kwam razendsnel op gang. Het begon met lokale acties, maar kreeg al snel nationale- en zelfs internationale aandacht. De eerste hulpacties begonnen met het inzamelen van geld, kleding en voedsel. Daarna volgden brandstoffen en materialen om woningen te herstellen.

Nieuwe dijken?
In de zomer kon worden gestart met de herbouw van de verwoeste woningen en het herstel van de dijken. Maar met deze herstelwerkzaamheden kwam er ook een andere discussie op gang: moest men de palenrijen die in de zeventiende eeuw overal langs de zuiderzeekust waren aangebracht en te maken hadden met paalwormen, niet worden vervangen door een ander systeem met bijvoorbeeld stenen?

Klik hier voor alle objecten die te maken hebben met deze ramp.