Friesland, een land van kloosters

Friesland groeide in de middeleeuwen uit tot een echt kloosterland. Rond 1500 telde Friesland ongeveer vijftig kloosters. Twee van de belangrijkste waren Claercamp en Mariëngaarde. Deze kloosters waren niet alleen plekken van gebed, maar speelden ook een belangrijke rol in de economie. Dat kwam met name door de aanwezigheid van lekenbroeders. Dit waren werkmonniken die zich bezighielden met activiteiten zoals landbouw, turfwinning en handel. Ze hielpen ook bij het bouwen van dijken, het vruchtbaar maken van nieuw land en het onderhoud aan waterwegen.
Verder droegen de kloosters bij aan de culturele ontwikkeling. Monniken waren namelijk geleerde mensen en ze hielden zich bezig met lezen, schrijven en studeren. Jammer genoeg zijn er niet veel geschriften bewaard gebleven.

Verval
De bloeitijd van de kloosters eindigde met de opkomst van de Reformatie in de 16e eeuw. De Reformatie was een beweging binnen het christendom die zich verzette tegen problemen binnen de Katholieke Kerk. Deze beweging werd geleid door Maarten Luther en Johannes Calvijn. Dit verzet leidde tot een scheuring in de kerk en het ontstaan van protestantse geloofsgemeenschappen. In 1580 werden alle kloosters gesloten door aanhangers van Calvijn. De landen die van de kloosters waren werden door de Friese Staten in beslag genomen, waardoor Friesland ineens rijker werd. De meeste kloostergebouwen werden kort daarna afgebroken. Vandaag de dag is er nog maar weinig zichtbaar van de glorietijd van de Friese kloosters. 

Klik hier voor alle objecten die te maken hebben met Friesland als kloosterland